Tussen 1890 en 1939 werden zo’n 33.000 Javaanse vrouwen, mannen en kinderen van Java naar Suriname verscheept. Op de plantages namen zij met een vijfjarig contract de plek in van de slaafgemaakten, die na de afschaffing van de slavernij en het Staatstoezicht in 1873 in vrijheid waren gesteld. Dit boek doorbreekt de stilte rondom deze verborgen Javaans-Surinaamse geschiedenis van dubbele migratie c.q. (gedwongen) verplaatsing. Op basis van de levensverhalen van drie generaties Javaans-Surinaamse vrouwen, wordt terugkeken op hun leven, strijd, veerkracht en overlevingskunst.