Dagboekfragment

STRAAT VAN GIBRALTAR – PORT SAID

Middellandse Zee, zaterdag 24 november; in het zicht der Sierra Nevada, 9 uur v.m.

Een klare, een lichtende dag vol zon. Ariena’s verjaardag. Vannacht om half vier even opgestaan om de doorvaart door de Straat van Gibraltar mee te maken. De maan die de voornacht helder had verlicht, was onder. Een weidse sterrenhemel. In het zenit de rode dwaalster Mars. Aan beide zijden van de Straat honderden lichtjes: Ceuta en Gibraltar. Met lichtseinen werd ons vanuit Gibraltar onze naam gevraagd. Wij antwoordden op dezelfde wijze.
Om vier uur maakten wij op de brug de aflossing mee van de wacht. Eerste stuurman Broere die van 12 tot 4 de hondenwacht heeft, werd afgelost door tweede stuurman Visser. Meteen werd de klok 20 minuten vooruit gezet. Wij varen immers weer oostwaarts.
Overdag moet de doorvaart veel grootser zijn, met het gezicht op de prachtige haven en rots van Gibraltar. Toch vond ik het ’s nachts ook heel interessant. Op het ogenblik varen wij langs de Spaanse kust. Hoog staat geketend de Sierra Nevada met haar blinkende eeuwige sneeuw. Verder de blauwe zee, een heldere hemel, en een krachtige bries uit het noordwesten. Maar in de luwte is het zonnig en behaaglijk.

10.15 uur v.m.
Zo juist komt de kapitein reclame bij ons maken voor zijn zaakjes: we kunnen door middel van de Huygens die op de terugweg is, berichten zenden naar huis. Radiotelegrammen à ƒ 4,40 de tien woorden, radiobrieven à ƒ 2,13 de tien woorden. De telegrammen komen nog vandaag aan, de brieven a.s. woensdag de 28ste. Ik besluit een radiobrief te zenden en slaag erin in 10 woorden een uitvoerige correspondentie samen te vatten: “Hülsmann Graafflorislaan Hilversum. Bij Malaga. Alles wel. Gelukwensen Ariena – Hermann.”

Middellandse Zee, donderdag 29 november; ter hoogte van Kreta
Meer of minder voorspoedig hebben we nu bijna de hele Middellandse Zee in haar volle lengte doorstevend. Vorige week zaterdag schreef ik in dit boek de laatste notitie onder de kust van Malaga; overmorgen, zaterdagochtend, zullen we als alles goed gaat – of eigenlijk: als het niet nog minder goed gaat, want het gaat weer eens niet al te best – in Port Saïd arriveren. We sukkelen weer met de machines. Eén schijnt er buiten werking te zijn wegens gebrek aan water; er was een lek in het waterreservoir. Het drinkwater is al aangesproken, maar nu maken we toch zelf water. Het gevolg is dat we maar 9 mijl per uur lopen. Maar een nog ernstiger gevolg is: oponthoud te Port Saïd wegens reparaties. Definitief moet alles in orde zijn bij ons vertrek uit Port Saïd, want tot Indië toe is er nergens voldoende herstelmogelijkheid. Laten we het beste hopen.
Over het weer geeft de oude wereldzee ons niet te klagen. Zaterdag voeren we de gehele dag met heldere zon in het zicht der Spaanse sneeuwbergen. Zondag werd het nog warmer; we passeerden de Kustgebergten van Algiers, die vaag zich uitstrekten langs de zuidelijke einder. De tweede zondag aan boord. De wind begon op te steken, werd een zware bries, gelukkig van achteren. Tegenliggers, zoals de Sommelsdijk, hadden moeite er tegenin te worstelen. Dit duurde zo de gehele maandag, terwijl we met overigens niet ongunstig weer – vrij zonnig – langs de Kapen van Tunis stoomden. Ondertussen bereikten ons berichten uit Holland over stormen en schepen in nood. Dinsdag, in de Straat van Sicilië, binden de stormen af; Malta was helaas niet zichtbaar. Gisteren was het weer koeler en regenachtig. Sinds Tunesië hebben we geen land gezien, de eerste kust die voor ons zal opdagen zal die zijn van Egypte.
Het leven aan boord verloopt genoeglijk en kalm. Overdag wordt gelezen of gewerkt, ’s avonds gebridged. Mijn Maleise leerboekje heb ik bijna helemaal door; ik begin nu met allerhande lectuur over Indië; economie, cultures.

Mijn reis naar Indië

Negentig jaar geleden, aan het begin van zijn reis naar Indië, schreef Hermann Hülsmann deze pagina’s in zijn dagboek. Hij was samen met drie andere studenten uitgenodigd door de Vereeniging Jan Pieterszoon Coen, die met groepsreizen de deelnemers wilde interesseren voor topfuncties in Indië. Voor Hermann Hülsmann (1902-1983) bleef dit de reis van zijn leven. Uiteindelijk is hij niet naar Indië gegaan om daar een leidende functie te gaan vervullen. In plaats daarvan koos hij voor een carrière bij de rechterlijke macht in Nederland. En niet zonder succes: hij nam afscheid van zijn werkzame leven als Raadsheer van de Hoge Raad der Nederlanden. Het ruim 500 pagina’s tellende dagboek is nu uitgegeven onder de titel Mijn reis naar Indië.